Kort samengevat:
De beschikbaarheid van een voedingsstof hangt ervan af dat het in een oplossing blijft als een ion; planten kunnen alleen voedingsstoffen opnemen als ionen uit een oplossing. Sommige verbindingen zijn altijd oplosbaar, dus als je kaliumnitraat (KNO3) toevoegt, weet je dat alle K + en NO3-ionen die je hebt toegevoegd beschikbaar zijn voor de plant. Maar dat is niet het geval met ijzer (of fosfor - P) verbindingen, de meeste zijn onoplosbaar.
Dus in theorie kun je net zoveel ijzerchloride (FeCl3) toevoegen als je wilt, maar het zal helaas niet zoveel ijzer opleveren wat daadwerkelijk beschikbaar is voor de plant. Want zodra het oplost zullen de Fe +++ ionen zich gaan binden aan andere opgeloste anionen (zoals PO4 ---, HCO3-, OH- enz.) en transformeren naar vaste verbindingen, die niet beschikbaar zijn voor de plant. De plant heeft slechts een zeer korte periode om de voeding op te nemen voordat de ijzerionen in een vaste vorm gaan neerslaan.
Zolang Fe in een chelaat zit kunnen onze planten zowel Fe++ als Fe+++ opnemen via de bladeren. Planten zetten zelf het Fe+++ dan om naar Fe++. Er zijn er die het chelaat helemaal opnemen en het ijzer en chelaat verwerken, en er zijn er die het chelaat laten binnendringen, het ijzer strippen en het chelaat terug afstoten. Fe++ chelaten hebben ook een lagere stabiliteits constante, dus die gaan ook (veel) minder lang mee.
Planten kunnen ook zelf chelaten aanmaken waardoor het ijzer dat je in de bodem steekt zo via de wortels opgenomen kan worden.
Wanneer we een chelator gebruiken, zoals EDDHMA of EDDHA, wordt het ijzer gebonden in een complex organisch zuur, wat betekent dat het niet beschikbaar is om andere verbindingen aan te gaan en daardoor beschikbaar is voor de plant. Een chelaat zorgt er dus voor dat het Fe in een vorm word aangeboden dat geschikt is om opgenomen te worden door de plant. We moeten de chelator in het donker bewaren omdat deze chelaten worden afgebroken door licht, waardoor een stroompje van ijzerionen in de bak kan vrijkomen.