En waarom zien wij water als blauw, terwijl het feitelijk kleurloos is?
Een kleur is dus een mengsel van golflengten in verschillende sterkten in een frequentiebereik en alle kleuren hebben een eigen frequentie als het gaat om aantal trillingen per seconde. De kleuren met de snelste trillingen, ofwel de hoogste frequentie, zijn het sterkst. Hierdoor kunnen zij makkelijker worden weerspiegeld dan andere kleuren. De kleur met de hoogste frequentie is de kleur blauw.
Doordat deze kleur het snelst trilt per seconde, wordt alleen deze kleur weerkaatst. Daarom spreken we van een blauwe lucht en een blauwe zee. Logischerwijs word (door deze weerspiegeling van water in de zee) aangenomen dat de kleur blauw het dominantste is. Maar dat is een misverstand.
Met dit als voorkennis komen we nu uit op licht en de relatie tot (aquarium)planten.
Er zijn bepaald golflengtes in dat gedeelte van het spectrum wat planten gebruiken, en dat is het gedeelte tussen de 400 en 700 nm. Onderzoek heeft namelijk aangetoond aan dat groei van planten vooral wordt bepaald door het aantal fotonen tussen 400 en 700 nm dat zij gebruiken.
Dit licht wat de plant gebruikt voor haar groei wordt aangeduid met de afkorting PAR. Ookwel uitgedrukt in micromol fotonen per seconde (µmol/s). PAR is de afkorting voor photosynthetically active radiation, en vertaald: Fotosynthetisch actieve straling.
PAR zijn de kleuren in het spectrum (feitelijk de elektromagnetische straling in een frequentiebereik) die planten nodig hebben voor fotosynthese.
Het doel van de fotosynthese is het maken van suiker (glucose) en dit gebruikt de plant als brandstof. Een bijproduct hiervan is zuurstof (O2) wat de plant ook weer gebruikt om te 'ademen'. De cellen in de plant kunnen namelijk niet zonder zuurstof.
Om de fotosynthese te kunnen uitvoeren heeft een plant drie dingen nodig:
Ten 1e water. Dit word door elk gedeelte van de plant opgenomen: via de wortels en via het blad. Dat is voor de plant niet zo moeilijk, hij staat immers onder water
Ten 2e koolstofdioxide (CO2) via de oppervlaktecellen in de bladeren of direct door de dunne cuticula (bovenste grenslaag).
En als 3e licht voor de chemische energie die nodig is om koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) om te zetten in glucose. Zonder licht kan een plant niet aan fotosynthese doen.
Als de plant die zelfgemaakte glucose gaat verbranden voor de groei, dan komt er koolstofdioxide vrij. Hierbij wordt net als bij de mens zuurstof gebruikt. Dit proces heet verbranding.
Het resultaat is dat gedurende de dag wanneer de plant zowel aan verbranding doet als aan fotosynthese, er twee kanten op gaswisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaats vindt. 's Nachts vindt er geen fotosynthese plaats. Verbranding nog wel. In de nacht gebruikt de plant dus zuurstof en geeft koolstofdioxide af. Vandaar ook dat planten kunnen groeien in de nacht.
Gelukkig gebruiken planten meer koolstofdioxide tijdens de fotosynthese, dan dat zij produceren tijdens de verbranding. Omgekeerd maken zij meer zuurstof tijdens fotosynthese, dan dat er gebruikt wordt tijdens verbranding. Dat is goed te zien als er zoveel O2 vrijkomt bij het assimileren dat de plant gaat 'pearlen'.
Er zijn drie belangrijke aandachtspunten die een onderlinge relatie hebben met planten laten groeien en PAR:.
1: De fototrope reactie.
Dit is de chlorofyl bevattende plant die reageert op een lichtbron om het proces van fotosynthese te starten.
2: Fotosynthetische reactie.
Dit is het proces dat begint wanneer energie uit licht wordt opgenomen/geabsorbeerd door eiwitten, fotosynthetische reactiecentra: genaamd chlorofyl.
3: Chlorofyl synthese.
Dit verwijst naar de chemische reactie die optreedt bij de juiste golflengte van licht die resulteert in de groei van de plant.
Eigenlijk bestaat PAR uit nog een meer specifysieker gedeelte wat planten gebruiken voor fotosynthese: PUR
PUR is de meting van hoeveel van de PAR-golflengtes nuttig licht is dat wordt geabsorbeerd door pigmenten en daarmee de fotosynthese in planten stimuleert. Want we hebben te maken met een absorptie spectrum en met een actiespectrum.
Per definitie en met een beetje logica, moet PUR kleiner zijn dan PAR, en PUR zal afhangen van zowel de pigment opbouw van de plant en daarbij de spectrale samenstelling van het beschikbare licht. Dit is wellicht nog een betrouwbaar en/of nauwkeurige benadering dan PAR. Maar... dan moeten we wel al het chlorofyl van onze planten moeten gaan analyseren om met PUR te gaan werken.
En nog complexer; planten kunnen zich aanpassen aan verschillende golflengtes die binnen het PAR-spectrum worden gevonden! èn minder PAR betekent per definitie niet dat het minder fotosynthetisch bruikbare straling (PUR) heeft..!
Dus PUR is pas bruikbaarder dan PAR als we elke plant op onze planeet hebben kunnen analyseren op hun chlorofyl opbouw. Maar dat gaat simpelweg niet gebeuren om het feit dat het teveel geld en teveel tijd gaat kosten. M.a.w. er is geen verdienmodel om bij elke plantje wat er bestaat onderzoek te gaan doen. Dus moeten we het doen met PAR.
En trouwens als je de PAR weet te achterhalen (door een Par meter of via de technische gegevens) dan weet je nog helemaal niets als je niet weet waaruit de spectrale vermogensverdeling bestaat het zogenaamde spectrum wat de lichtbron bevat. Dus de vermelding hoeveel PAR een lichtbron uitstraalt is zoveelste interessante marketingkreet zonder feitelijke inhoud.
Goed; terug on topic:
In een groene plant zit chlorofyl wat zich bevind in de bladkorrels (chloroplasten) van de plant.
Gespecialiseerde moleculaire complexen in chloroplasten zijn in staat om lichtenergie (fotonen) uit zonlicht op te vangen en met behulp van water en koolstofdioxide word het omgezet in organisch materiaal (glucose en koolhydraten) wat de plant gebruikt als voeding. Een bijproduct wat hierbij vrijkomt is zuurstof.
Een plant is namelijk autotroof; dat wil zeggen dat deze haar eigen voedsel maakt.
De voeding die wij aan het water toevoegen zijn de verdere bouwstenen die de plant nodig heeft voor de groei. Zo zorgt bijvoorbeeld ijzer voor aanmaak van bladgroen, Borium zorgt voor de stabiliteit van de celwand en bevordert de plantengroei en bv fosfaat bevordert de groei en wortelvorming en zorgt daarbij voor energietransport in de plant. Zo dragen alle voedingstoffen (NPK en micro) bij aan de opbouw van gezonde sterke planten.
De lichtintensiteit bepaald de snelheid waarmee dat gebeurt (de snelheid van de uiteindelijk groei). Hoe meer licht hoe groter het bombardement van fotonen op de plant hoe meer fotosynthese er plaats gaat vinden. Als er meer licht word aangeboden dan de plant water en koolstofdioxide kan omzetten; dan krijgt de plant een tekort in koolstof, wat weer leid tot andere tekorten.
Want het toevoegen van meer licht vereist de toevoeging van meer koolstof (CO2) omdat de plant zelf niet in staat meer kan zijn om voor de benodigde koolstof te zorgen.
Wat veel mensen niet weten is dat door meer CO2 toe te voegen er minder licht kan worden gebruikt. Want als je met minder licht meer koolstof gaat doseren krijg je GEEN SNELLER groeiende planten: je krijgt betere kwaliteit planten: dikkere bladeren, gezondere kleuren, betere wortels en een betere gezondheid in het algemeen.